XIII.ongelukken
je trok wolken over mijn woorden
verduisterde huid met al jouw macht
omklemde hard mijn hart van glas
verkneep steeds weer de dagen
XII halfjaren lang als ongeluk
brak het strijdend heden stuk
vechtend tussen de brokken vond ik mij-
kapot, leeg en moe van kouwelijk pijnpraten
met wanhoop verbeten vrijheidsverlangen
volle maan streek over mijn tong
nam met haar klankerige warmte
titanentranen uit mijn stille hand
stroomden herinneringen open
gaf de monsters van je daad ten prooi
in mijn dromen, jij voorgoed schaakmat
(ongeluk overwonnen, nu jij)