Sporten,
lekker gezond.
Fietsend door de wind.
Voetballend in het veld.
Slaan tegen een bal.
Sporten,
lekker gezond.
Heerlijk bewegen op muziek,
of zwemmend door het water.
Rijdend op een paard en
sprintend door het land.
Sporten,
ik kan haast niet zonder.
Sporten,
het leukste wat je kunt doen.