Ik wou dat ik je wijzen kon
dat ik geen maan ben maar zon,
dat ik bruis van energie en kracht
en geen bleek schijnsel ben van de nacht.
Ik wou dat je kon laten zien
dat ik je meetel voor tien,
en je verblijden wil met het licht
dat weer straalt van mijn gezicht.
Ik wou dat ik je kon vereren,
je troosten, omarmen en kon leren
dat ik nooit zal vluchten voor jou,
want voor mij ben je de mooiste vrouw.
Ik wou dat ik je kon laten voelen
dat ik nu brand en niet kan koelen
het heerlijk verlangen dat in me woedt,
me energie geeft en nieuwe moed.
Ik wou dat je tot mij kon komen,
me zou beminnen en doen overstromen
van laaiende lust die alle last vergeet
en iedere tel leven zo nuttig besteedt.
Ik wou dat je me kon vragen
om je tot het uiterste te plagen,
dat ik je grenzen mag verleggen
en je mijn antwoorden laat zeggen.
Ik wou dat ik je kon wiegen,
samen met je hoog kon vliegen,
op de toppen van onze liefdesmacht
in een zinderende, ongeremde nacht.
Ik wou dat we niet zouden slapen
voordat we de nieuwe dag zouden kapen
als zeerovers op een oceaan van tijd,
verbaasd over onze dapperheid.
Ik wou…
dat ik weer jong was.