Beschouwingen van nachtuil (2)
Ik wiek walsend op een wezenloze wind,
voel me soms groot, dan weer klein kind.
Ik wil getroost worden door de lust
die me overstroomt en dan weer sust.
Ik wil mijn hart warmen aan medeleven
dat het innigste deelt en kan geven
wat me alleen zo schrijnend ontbreekt,
me doet wenen en me zo steekt.
Waar komt het op aan? - we zijn allemaal dieren,
we weten weinig, dus laat ons plezieren.
We kunnen zoveel als we maar willen,
als we maar geduld hebben om te stillen.
Laten we elkaar bevestigen in het bestaan,
misschien is het waarheid, misschien waan.
Iedere behoefte is een geschenk dat ons noodt
tot het leven, een overwinning op de dood.