Tegenpolen en gelijken.
In grond zijn we gelijken,
maar we leven erboven,
met gemeenschappelijke rekeningen
waarop we woorden investeren,
allemaal dezelfden.
We zijn de filatelisten der miserie
en hebben al een aardige collectie
bijeen geschraapt, eentonig maar aardig.
Met onze pronkstukken
spreken we elkaar tegen.
Met dito argumenten
discussieren, we in onze taal
die niet geografisch bepaald is.
Ze is menselijk en wie ze spreekt
verstaat er geen snars van.
We zijn niet de elektrische polen,
elkaar leeg zuigend,
we zijn twee stenen, een witte en een zwarte,
die liggen te verwelken in het gras.
Maar in grond zijn we gelijken.