Ze gingen pinksterbloemen plukken
Bij het kanaal na lange koude winter.
Ze waren zwervers, dwaalden urenlang
Door heide en veld, hadden verborgen plekjes.
Alleen, of zwervend met haar broertjes.
Waar ze, in heide liggend, wolken keek
Naar leeuwen, tijgers en het ruiterloze paard
Zo mooi en wit in hemelsblauwe lucht.
Ze gingen pinksterbloemen plukken
De mooiste waren buiten haar bereik,
Ze strekte, strekte en belandde in het water.
Ging kopje-onder maar haalde weer de wal.
Met pinksterbloemen stevig in haar hand.
Met handen uitgestoken ging ze het leven in,
Naar verre landen ging ze met open geest.
Strekte haar kunnen, belandde vaak in’t water.
Hield vast aan dingen waar ze in geloofde
----------------------------------------------
We picked flowers down by the canal
In spring, when winters cold was o’er
We were ramblers, rambling for hours
Over heather and through fields
Alone or with my little brothers I did go
Lying in the heather, studying the clouds
Blue heaven with white fantasies of
Wild horses and of angels in the sky
We picked flowers down by the canal
The fairest ones hung far over the water
I stretched, stretched, and landed in the water.
Climbed on dry land, holding on to flowers
I stretched my hands out to the world
Fell in the stream of life quite often
Where nearly drowning I came up again
The flowers I could keep are fairest.