Onverschilligheid
Zij kent geen schaamte als ze door de straten loopt
en haar trieste armoede draagt ze als een koningin
een Godsgeschenk voor iedere rijke wellusteling
die haar lichaam voor 't genot van een avond koopt.
Door haar lompen heen kun je haar rondigen zien
en menig man heeft zijn dorst aan haar blanke borst gelest
behalve haar frele schoonheid is er niets dat haar rest
geen warmte, geen liefde, een vleugje hoop misschien.
De hoop dat iemand haar uit dit leven bevrijdt
als een kind nog droomt ze van de ridder op 't witte paard
en al is ze aan een Engel gelijk, de Hemel waard
toch doolt ze in 'n wereld van onverschilligheid.