In den beginne toen alles, wat oeroud is, al bestond
kwam de voorgeschiedenis op gang.
Het is waarschijnlijk de periode voor het begin
en oneindig ouder dan men ooit had durven dromen.
Oude mijn grootmoeder die ook tot
die voorgeschiedenis behoorde
herinner ik me in een lange zijtuin
die vele geheimen verborgen hield,
altijd moest ik op zoek gaan
naar de verborgen gladiooltjes
en als ik ze vond leerde ze me nieuwe regels.
Regels, die onverklaarbaar waren
aangezien ze geen logica bevatten,
in strijd met de wet van de natuur handelden,
tegen de chemie of de wereldse realiteit in,
doch immer, alles wat ze me vertelde,
nam ik aan als met een certificaat van echtheid.
De nachten van donder bracht ze door
in het bijzijn van haar geesten en stemmen
minuut na minuut, minuten die dagen leken,
eenzaam in haar slaapkamer,
de kamer die vol mystieke instrumenten
en diepzinnige perkamenten zat,
waar ik tweeëntwintig jaar later
met behulp van haar geschriften
mijn eerste enigmatische profetie schreef.
Studie nam ze bitter in de middag uren
en niemand wist waarvoor,
niet eens haar oudste dochter
de enige die haar kon personifiëren
en haar magische krachten ook bezat.
Kon ik maar door haar geschriften rustig bladeren
die vol tekeningen en recepten waren,
tekeningen die geen aardelingen afbeeldden,
maar martelwerktuigen die ik niet mocht aanraken
recepten die niets met koken te maken hadden,
toverdranken die ik niet mocht ruiken.
Ik dacht zij teleurgesteld zou zijn geweest
als ik haar leerde dat ik nimmer mocht geloven,
het was mij verboden door anderen volwassenen
maar tóch wist ze dat mijn diepste
de ontkenning niet kon volgen.
Treden, mocht ik in de slaapkamer nooit
vooral in nachten van storm niet want
alleen haar stemmen gingen mee,
fluisterden over mogelijke dimensies
en namen haar mee door spiegels, elders
waar niemand ooit was geweest.
Zij was in haar leven nooit bang,
ze had gevoeld de kou en de warmte
van andere nieuwe sterrenstelsels,
nooit had ze vrees gevoeld
zelfs niet toen Osiris voor haar ziel kwam
iets wat ik al voorspeld had,
sinds de lelies en de aronskelken in de tuin
naar de dood begonnen te ruiken.
Soms...
Kan ik nog steeds de stemmen horen
afkomstig van haar dichtgetimmerde slaapkamer
in de stille stormachtige nachten
dan weet ik dat haar geest daar woont
in de kelken van bloemtoppen hoog in de bomen
wanneer ze geleidelijk in beweging komen
terwijl het windstil lijkt en weeklachten tegen
de tuinhekken en de pergola’s botsen.
Ook heb ik ze ooit kunnen zien…
haar geesten,
maar nooit toegesproken
en terecht, want dát,
dat verdien ik niet.
Auteur: Art | ||
Gecontroleerd door: 260580 | ||
Gepubliceerd op: 28 juni 2003 | ||
Thema's: |