Het schrijven verleren.
Ik ben het schrijven verleerd.
Bij wijze van wanhoopsdaad,
tracht ik nog wel eens, slap
als overjaarse zeemvellen.
Ik heb geen vonissen meer
te vellen, geen geld meer
voor vrienden. Zelfs de nood
aan zelfmedelijden is vergaan.
Zo ben ik al zielig genoeg.
Vroeg is te laat, de straat
ongezien. Bovendien zijn
bestemmelingen gebrekkig.
Ik heb niets te klagen, zoveel
te vragen, maar ik krijg het
niet gezet, ik krijg het niet. Zo
ben ik het schrijven verleerd,
zo blijf ik gedeerd, gegeneerd.