De zwijger.
De rots kan wel zeggen,
en het bestaan wel bewijzen,
maar zeggen is ook dàt niet.
En waarom het bewijs
dat wie niet praat geen vrienden heeft?
De taal heeft nooit vertrouwen
ingeboezemd, enkel in een boezem
van tekens. Ook leugen is een woord,
en ook desolaat is leven toeverlaat,
om ‘t klagen te troosten,
om sober te toosten, op ieders gezondheid.
De zwijger sterft stil, met koude handen.
D’ ander z’n tranen schenk ik hem,
want de rots kan wel zeggen,
doch de zwijger is god van zijn liefde.