Iedere avond, als het duister valt en ik niks meer kan zien ben ik bang.
Bang, omdat ik niet kan zien wat er gebeurt.
Bang, om datik niet kan zien wat zich afspeelt.
Maar ik slaap, slaap tot de zon mij wekt.
Tot de zon mij wekt, en mij de morgen toont.
Hoe moet dat voor jou zijn?
Zijn, in het eeuwige duister.
Niks te kunnen zien, maar toch,
toch te moeten leven.
Ik vind het dapper.
Dapper dat je leeft zoals jij leeft.
Dapper dat je doet zoals jij doet.
Maar, aan dit alles zit een maar,
vergeet noot, wij staan altijd voor je klaar.