Een gesluierde eenzaamheid hangt voor mijn gezicht
Tussen de kralen van het vliegengordijn door, kijk ik naar buiten
De sluier valt, mijn ogen vallen dicht
Tientallen kralen, zeggen mij dat ik stoor
De schaar die mij los knipte van de wereld
vliegt door het gordijn
Het gaat open, het doek valt op de vloer
Alleen en vergeten, onder het doek, angstig en klein
Sluier van mist voor dit schip, zonder roer
Zwevend, duizenden gingen mij voor
Op koers gevaren maar mijn doel gemist
Geen land in zicht, sluier gaat oneindig door