op een zwoele zomermiddag
vliegt vlakbij een boterbloem
een hele blije bij voorbij
bij geeft bloem een zoen
bloem verliefd op bij geworden
verleidt de hele blije bij:
‘als je morgen in de buurt bent
kom dan toch weer naar mij’
‘jandorie’, denkt daar eendagsvliegje
‘dat kan toch zeker zomaar niet
waarom krijg ik vandaag geen aandacht
en is er niemand die mij ziet’
‘in de eendagsvliegjeshemel’
denkt eendagsvliegje heel voldaan,
‘zijn er alleen maar blije bijen
en zal bloem mooi niet bestaan’
‘ach arme drommel’, denkt de spin
en spreekt het vliegje listig aan:
‘waarom kom je niet naar mij toe?
waarheen moet je anders gaan?’
door zoveel aandacht zeer vereerd
denkt eendagsvliegje niet goed na
en gaat na minder dan één dag zelfs al
wijlen zijn moeder achterna