Hij keek me aan,
ik keek hem aan.
Ik zag veel pijn in z'n ogen,
hij zag het geluk in de mijne.
Waarom,waarom?Vroeg hij.
Ik wist het antwoord,
het deed me pijn.
Het lieve dier moest sterven voor de gewetensloze mens,
enkel om het tafelgenoegen te schenken.
Waarom?Herhaalde hij en ik voelde zijn verdriet.
Het is voor hen,de achterlijke vleesetende mens,
maar lief schepsel.
Op een dag zal ik hen doen afzien!