het station
opeens stond je daar
in een flits zag ik je staan
met je tassen en al klaar
en toen, toen moest je gaan.
in de regen en de drup
was je aan het wachten op de trein
wat was je nog een kleine gup
en wat was je nog lief en o zo klein
toen vertrok de trein
en jij zat voor het raam
en je dronk een glaasje wijn
zo jong en klein en dan al aan de wijn
het zou toch ander moeten zijn.