Er schuilt een groot verdriet,
Onder de oppervlakte van zijn huid,
Verborgen voor de buitenwereld,
Maar zijn hart schreeuwt het inwendig uit.
Zijn smeekbedes echoën door de ruimtes,
Op zoek naar wat ooit was,
Verlangend naar de tijden,
Dat zij zijn pijn genas.
Ze roept naar hem in onmacht,
Dit heeft ze immers nooit gewild,
In een hopeloze poging,
Te vinden wat zijn pijn nu stilt.
Zoekend naar verloren tranen,
In stilzwijgen gevoel verwoord,
Maar zijn hart heeft door de chaos,
Haar fluisterend sussen nooit gehoord.