Je huis wordt bekogeld door mensen die je haten
Je moet nu weg, je moet alles achterlaten
Je rent, krijgt een rotgevoel, hoort je moeder gillen
Je moet haar achterlaten, je begint te rillen
Na een tijd rennen ben je helemaal kapot
Maar op de grens hangt voor jou een slot
Ze laten je staan, in hun ogen ben je maar een ding
Je bent alleen, een eenzame vluchteling
Maar zijn al die mensen dan echt zo blind
Je bent machteloos, je bent nog maar een kind
Wie weet hoe kort je nog kan dromen
Over wanneer de vrede nou eindelijk eens zal komen