Een kille, vluchtige zoen. De eens vochtige warmte van jou lippen, niet meer voelbaar zoals toen.
Geen tastbaar bewijs van jou bewondering voor mij. De ontbrekende warme hand van jou op mijn zij.
Onverwachte en honderd maal overdachte woorden die opgaan in de zinnen. Ik zal je niet langer beminnen.
De ijskoude rilling langs mijn rug, diep trekkend in de vezels van mij lichaam. Een gebroken hart ontstaan.
Een brok in mijn keel en brandende ogen, plotseling het onaantastbaar geluk uit mij weggezogen.
Mijn lach voor onbebaalde tijd gedoemd achter de tralies van een gevangenis. Veroordeeld omdat ik je mis.
De koude lakens van mijn bed die mij niet langer verwarmen, slechts de eenzaamheid van mijn ziel omarmen.
De ontroonde koningin, de gevallen godin. Nu niets meer dan een verloren maar vooral verleden vriendin.
Dan, onverwacht een heldere zonnestraal, aan de hemel een schilderspalet aan kleuren. Zal het mij dan nogmaals gebeuren?
Een beladen blik, een vragende glimlach en een uitgestoken hand. Ik besef me nu deze nieuweling naast mij staat, dat dit is 'hoe het leven' gaat.