Mijn botter
Een Junidag zo mooi…
Er stond een stevige wind.
Een echte ferme bries.
Ik voelde mij een kind
Eén was de baas, de kapitein.
Met nog wat dertig gasten.
waren wij de bemanning.
Hijsen de zeilen in de masten.
De botter met zijn platte bodem.
Zijn ‘schubben’aan elke zij,
- dat is voor het omslaan –
Een dagje varen, ‘t gezinnetje erbij.
In Hoorn verlieten wij de wal.
Aan het roer stond nog de kapitein.
En op het grote IJsselmeer
stond ik naast hem, als proefkonijn.
Zie je die stip, die toren in de verte?
Neem nu het roer en vaar erheen.
Daar moet je niet van afwijken.
Hij ging het ruim in, en verdween.
Alle zeilen waren opgezet.
De wind blies nu zeer krachtig.
Ik voelde mij bijzonder
daar aan dat roer, zo oppermachtig.
De botter lag scheef, niet scheef genoeg voor mij,
en iets in mij dat trilde.
Verliet de toren daar in de verte
omdat ik nog schever wilde.
Door het gillen van alle gasten op de boot
kwam de kapitein een kijkje nemen.
Hij was woedend, het roer nam hij over
en zei: ‘jij zorgt wel voor problemen.’
Het is allemaal goed gekomen.
Een ervaren hand nam toen het roer.
Ik denk er nog wel eens aan terug,
hoe ik klein werd, met mijn bravoure.
PS
Was de botter omgeslagen….
Hadden we dit gedicht moeten missen?
Een ander gedicht opgedragen?
Ik,… kan er alléén maar naar gissen.
willemmien
Auteur: lommert | ||
Gecontroleerd door: Firebolt | ||
Gepubliceerd op: 07 februari 2004 | ||
Thema's: |