Licht danst in de duisternis,
lijd ons naar de dood.
Gezichten in de wildernis,
de schaduw word vergroot.
De elven in het woud,
Dansen op het gezang.
Van het krakende hout,
door de wind in bedwang.
Lichten schieten over het bos,
Een oorverdovende knal.
In een ooghoek voorbijgaand een vos,
Als een bewolkte waterval.
Snel en bevliegt,
verdwijnt hij in de struiken.
Waar het donker nooit liegt,
en waar het licht je niet kan ruiken.
Gevlochten in de takken,
Zoeken we naar een weg.
Onze kaarsjes verzwakken.
Verdwenen is onze uitleg.
Dwalend in het bos der leven,
Wachten we op het teken.
Wat ons de weg zal geven.
En ons het bos doen laten oversteken.