Vroeger toen ik klein was,
Was alles zo mooi.
Bloemen gingen open,
Wolken dreven voorbij,
Blij met het kleinste ding,
En de mooiste woordjes.
Ik lachte, sprong en speelden
En niks waar ik me zorgen
Over hoefde te maken.
Ik weende wel eens,
Als ik gevallen was,
Of iemand me pijn had gedaan.
Maar na een kusje van mama,
Was de pijn weer helemaal over.
Maar nu…
Nu moet ik alsmaar
Meer en meer.
Niet genoeg,
Met de kleinste dingen.
Niet genoeg,
Met de mooiste woordjes.
Nu,
Ween ik om elk ding
Dat tegenvalt.
Niks kan me opbeuren.
Zelfs geen kusje van mama.
De pijn blijft,
En wordt alsmaar zwaarder.
Geen zin meer,
Geen doel meer.
Elke dag opnieuw,
Slapen met tranen.
Verdriet dat niet meer stopt.
Binnen enkele jaren ben ik 18,
Wordt ik volwassen.
Maar waarom ben ik nu, een ander kind,
Ook al ben ik nog kind?
Waarom is het kind- zijn veranderd?
Waarom 2 kinderen, in 1 kind?
Waar is al die vreugde,
En waarom is er nu verdriet?
Waar is dat kind van vroeger?