"Meneer," heel zacht, zo vroeg je me
toen ik alweer een L&M opstak,
of ik toevallig geen sigaret voor je had.
Zo'n vraag die al meer 't ijs tussen mensen brak.
"Toevallig wel," gap ik, en geef je sigaret en vuur.
Hoe kon ik immers weerstaan aan die smachtend lieve blik?
Een dag erna ontwaken we, want de middagzon is reeds vroeg op
Maar jij ligt bij je vriendje, in mijn bed lig enkel ik
Waar jij hoorde te liggen is er helemaal niets,
zelfs geen lege plek, want ik heb geen dubbel bed.
Ik draai me nog eens om, pas dan besef ik het:
Liefde kan je niet kopen voor alleen een sigaret.