Er zijn twee werelden.
Twee werelden in je eigen ogen.
De ene is de wereld van de realiteit, de wereld waar je in leeft.
Het is die wereld waar zo vele mensen rondlopen die niet omkijken naar elkaar.
Maar tussen die mensen loper er anderen rond en als je naar hen kijkt zie je zoveel in hen.
Als je in hun ogen kijkt, achter die ogen, de zon die schijnt in de zwoele avond terwijl jij onder een boom zit te dromen over die ene persoon waar je toch zo van houdt, waar je telkens weer naar hunkert om hem of haarte zien maar je kunt niet.
Je wilt wel, maar je kunt het niet.
Of als je kijkt, dat je de vogels in je oren hoort zingen op een vroege juni morgend. Je ligt lekker te slapen tot je plots waker wordt en beseft dat je in het gras ligt en de grassprietjes in je oren kriebelen.
Dat als je even je ogen opent, je de dauwdruppels waarneemt.
Dat is die ene realistische wereld. En die andere is zo verlijdelijk en gevaarlijk.
Je denkt dat het de perfecte wereld is maar och, laat je niet verleiden, het is niet zo.
Het laat je meer pijn hebben dan ooit tevoren.
De aders kunnen je bloed niet meer houden en rustig sijpelt het eruit.
Je moet proberen om deze wereld naar de vergetelheid te sturen zoals alle water naar de zee stroomt, zo stroomt deze wereld naar de vergetelheid.