Vederlicht
Je belde of ik even wou komen,
met de auto, de fiets, of lopend.
Ik deed wat mij het snelste was,
toen ik je zag keek je verrast…..
In tien minuten was al ik bij jou,
omdat ik je nabij mij wou, gauw.
Je vroeg hoe het zo snel kon zijn,
helemaal lopend, was vast schijn.
Maar schat ik vlieg toch over daken,
schutting, wegen, weiland, sloten,…
dwarrelend, niemand kan mij raken.
Het levende bewijs dat’k van je hou,
want door jou ben ik vederlicht, en
keer op keer, vliegensvlug nabij jou.