Drie kaarsen,
Brandend,
Door verlangen,
Lichtgevend,
Middenin de duisternis.
Wakkerend en sfeervol,
Staan ze daar maar.
Langzaam,
Zal hun vlam,
Die hen altijd,
Levend hiel,
Opbranden.
En zullen de kaarsen,
Wegkwijnen,
Onder de vlammen,
Van zelfhaat en zelfpijniging,
Die je jezelf,
Keer op keer,
Weer aandoet.
Waarom,
Kan je dit,
Nu niet stoppen?
Waarom?
Waarom kan je,
Dat nu niet?
Waarom kan je niet eens,
Zoals een kaars gewoon,
Rustig en rustgevend,
Opbranden.