Ik was zestien toen het begon
donker kwam in de plaats van de stralende zon
Ik wist niet wat gedaan
moest ik blijven of toch maar gaan
het huis van de buren werd verwoest
een legerman kwam en vroeg onderdak, vader weigerde maar de legerman zei dat het moest
Moeder huilde aan 1 stuk door
Ik vond die vreemde vent in ons huis ontzettend goor
hij was de vijand,maar moest behandeld worden als een vriend
ik vond zijn luger, en toen wist die vent waar zoiets echt voor diend.