als een volbloeide roos
die haar lach
laat vallen,
dwarrelen
mijn gedachten
met ze mee.
ik laat ze innig treuren
aanschouw de wiegendans,
terwijl ze neerstrijken
op de zwarte aarde
in eenvoud gedwee.
als een traan
die rollen gaat,
spelen mijn woorden
in het nat
vergezellen
in de zoektocht
naar een verborgen schat
van weggeschoten lippen
door hartstocht uitgeblust.
en telkens
in mijn weg
tijdens het bestijgen
van de wang
of het rozenblad,
is’t de wind
die me troostte
en kustte
met een verlangen
dat ik
nog nooit
heb gehad.