Het is weer sprekend een volle
maan.
Voor vergeten gedachten ooit
joegend over de nachtzilvere
vlakten.
Ik moet dromend zijn.
Van welke kracht ik het
moet hebben. Van welke angst
mijn verstand gegrepen
onder de donkere diepe
trappen achterlands.
Voor jou betreed ik deze zone.
Ik meen te hebben dat
dit ontwakend geen verdwenen
schoon is. Hoor eens over deze
gevoelens nonsens. Achter die
bomen woordens’ gesagen.
Ievaal duikend en bevend
tussen al het kille riet. Gekriepen,
naast de verbeelding gerezen.
Huiver en sliepend die meesten
niet gezien voorzagen
sleep ik de sluier over die
huizen ooit bewoond, door deze
degenen en voorouders. Ik bewaar
hun levens bij mijn ziel en nooit
zal ik ze ooit nog vergeten.
Ik spreek tot jou en niet iets alleen
voor even.