Van het slimme Kipje.
“Ik wou dat ik kon vliegen.”Piepte mijnheer de pier.
“Maar man je hebt geen veren.“ Lachte luid de rode mier.
Een kip die alles hoorde, en dacht dat is mijn kans.
Zij kon hem wel verslinden die lekkere domme Hans.
“Kijk mij ik heb veel veren en vliegen dat ik kan.”
De mier zei ongelovig. “ ‘k Geloof geen zier daarvan.”
De worm vroeg vol verwachting. “Meevliegen kost dat iets.”
De kip dacht pier ik heb je. ” Voor jou vriend vlieg ik totaal voor niets.”
Kipjes schrokkerige bek ging open en zei. “ kom stap maar in,
dan vliegen wij te samen de wijde wereld in.”
De regenworm dol gelukkig vroeg, “waarheen gaat de trip?”
“Een mooie reis waarvan de pracht je vast verteert.” Zei de sluwe kip.
De mier haalde de schouders op en ging er vlug vandoor.
De rode slimmerd grimlachte, hij had de kip wel door.
Maar pier die zo graag vliegen wou stapte het bekje in.
En kip, slikte het diertje door ‘t was erg naar haar zin.
De reis van regenworm die ging ontzettend snel.
En waar ze heenging weet je zeker wel.
’t Ging door het keeltje naar de hongerige maag,
dan wat later ging het helemaal omlaag.
En zoals ’t gewiekste kipje had beweerd.
Was mijnheer pier door de reis geheel verteert