Op een donkerblauwe zondagavond
Vertrek ik met tegenzin uit mijn geboortedorp
In mijn achterhoofd het aanhoudende geruis van de zee
En de geur van gedorsen tarwe,
vanbinnen nog warm van de middagzon
Het gelijkmatige geluid van de auto vergezelt me
Langs landelijke wegen, schaars verlicht
Kijken telefoonpalen me na,
En in de verte de horizon
Die zijn geheimen niet prijsgeeft
Plots lange rijen
Fel verlichte strepen wit
Wegzoevend metaal tussen betonnen ommuring
Grommende snelheidsduivels achter hun stuur
Wegwijzers richting Werkelijkheid.