In deze obscene straat in herfstgewaad
Waar gebogen arbeiders de schaduwen vegen
Kwam ik diep in je geprostitueerd gelaat
Je droomblauwe, met diamant gevulde, ogen tegen.
Wie weet is je levensweg
In de handpalm geschreven
Altijd vuil -een wenende mond gebleven.
En wie weet hoe je elke dag wordt vernederd
Als mannen door liefde verbannen
En doorbuigend onder hun slechte geuren
De laatste stukjes levensdraad
Van je lichaam scheuren.
Toch, al is het vlies voor je ogen al lang
Door doornen van kwaad ontmaagd
Al was het meer in een goot
Dan in die straat waar oneer jaagt,
Al is er niets dat nog ooit
Jouw lege blik kan vullen misschien,
Nog nooit had ik zulke mooie ogen gezien.
Al verkoopt de vrouw nog haar eer of haar lichaam,
Niets zo erg als voor haar de dood
doet de diamanten in haar ogen vergaan.