De Liefde In De Schaduw Van De Wanhoop
Ik zie een hoop wan, een wanhoop.
Als ik door mijn eigen gedachten loop.
Al mijn gedachten zijn verschillende zeden,
in de donkere schaduw van mijn oogleden.
De liefde is als een lege kamer,
Zonder stoelen, banken of een hamer.
Dus nu kan ik nergens zitten,
En eet ik niet anders dan pijnboompitten.
Voor mij is liefde een abstract begrip,
Niet meer dan een ‘k’ zonder ‘ip’.
Jou warme lucht verlaat jou kringspier,
Ik wil je niet langer in mijn ogen, stinkdier.
Als een rat in de val,
Als een hand eraf zonder knal.
Dat is alles wat jij mij doet,
Haastige spoed is zelden goed.