Terug
Ik ben weer terug,
Ik voel nu starende ogen in mijn rug.
De vakantie ging mij veelste vlug,
Het was echt heel leuk,
We lagen zo vaak in een deuk!
We gingen naar het strand,
Wat hebben wij een goeie band!
Ik was daar en kreeg een mail
Ze wil mijn vakantie/leven weer verpesten,
Maar nee dat zal je niet lukken,
Niet weer!!
Want jij doet/deed zo’n zeer!!
Nu ben ik weer terug,
En ben ook wel blij,
Want nu zie ik mijn vriendinnen weer.
En mijn vriend ook weer.
Als ik hem zie voel ik me net een veer.