Een aas lag op de tafel,
het eiland was een stipje in m'n gezichtsveld,
de vlinder was verdronken, diep in mij.
De handen, toen in elkaar gevouwd,
nu apart, uit elkaar gerukt.
Eens geweest,
nooit meer kunnen zijn.
Altijd willen, maar nooit daar geraken.
Altijd proberen, maar teveel is teveel.
Nooit weten hoe ik me echt voel.
Wat eens was geweest, en toen is verdwenen
is moeilijk terug te krijgen.
Ze zeggen: "klein kind, vroeger, verleden tijd."
Maar het echte: "klein kind, vroeger, nog steeds."
Eindelijk voorbij wat was.
Wat niet meer is.
Een aas ligt op de tafel,
het eiland is een stip in m'n gezichtsveld,
de vlinder vliegt, diep in mij.