Ode aan mijn ANNA acht.
Ik ken een boer, heel lang geleden, uit het dorpje Grouw,
Die woonde daar al jaren met zijn kippen, schapen, vrouw.
En die vrouw, die had één liefde, een huiskoe zogezegd
Waar zij altijd goed voor zorgde, dat was dan ook terecht.
Bij het zoeken naar een naam ging de boerin niet ver,
Zij kreeg dezelfde naam als haar overleden voorgangster.
Laatst kwam zij in de weide, haar liefste ANNA ACHT,
Een wonder der natuur, die dat had voortgebracht.
Wat was zij welgeschapen, alles erop, alles eraan.
Ik dacht een ietsje minder had haar niet eens misstaan.
De horens fier op hare kop, haar huid was rood behaard.
Zij was volmaakt, zij was een droom van kop tot staart.
Onder haar ranke lijf bevindt zich haar melkmachine
En…zover ik weet, nog altijd vrij van dioxine.
Vier tepels zie ik, voor melk, yoghurt, room en bier,
Die laatste is dan voor haar allerliefste stier.
Ik sluit de ogen snel, lig heerlijk op mijn gemak;
Langs mij gaan een ossenhaas, een riblap, bal gehakt.
Zo gaat het verder maar door, misschien heb ik geluk;
Een heerlijk sneetje brood met een malse biefstuk.
Sukadelappen, ossenstaart, ik ruik reeds de hachee
En als iemand zin heeft, eet dan maar lekker mee.
Ik werd wakker, schrok me dood, een vreselijk lawaai.
Wat ANNA ACHT liet vallen was een enorme koeienvlaai.
Dit was mijn ode aan een koe,
Maar ook zij gaat eens naar het slachthuis toe.
han janzen 1989
Auteur: neznaj | ||
Gecontroleerd door: fox_bert | ||
Gepubliceerd op: 11 februari 2005 | ||
Thema's: |