De vriendschap is verbroken.
We hadden ruzie.
Ik was eenzaam.
Het was precies dat ik,
maar op één been,
stond.
Ik kreeg veel slagen,
en dat vond ik,
om te braken.
Wat moest ik doen,
voor ze te stoppen,
want ze stonden mij,
nog verder te,
schoppen.
Toen werd ik zo,
blauw van,
dat schoppen.
Maar ja toch,
zat ik nog altijd,
te koppen.