Ze zijn zo sterk in mij
en delen mij in vele stukken.
Ze zijn zo sterk in mij
en niemand die hen hoort,
niemand die hen ziet,
niemand die begrijpt,
hoe ik ermee moet leven.
Ze zijn zo sterk in mij.
De ene wil goed,
de andere kwaad.
Ja ze maken 't mij soms moeilijk,
moeilijk om met hen te leven,
moeilijk om met mij te leven.
Ze zijn zo sterk in mij
en ik zou zo graag vrede met hen willen.
Gedaan met al die nare dromen,
gedaan met al die nachtmerries.
Gedaan met niet meer te weten,
welke dag of uur we zijn.
Gedaan met horen:
"hé jij bent raar".
Maar samen te leven in het heden.
Ze zijn zo sterk in mij.
Ik zou zo graag al die delen,
tot één geheel willen lijmen.
Te kunnen zeggen,
ja ik leef vandaag.
Neen 't was niet gisteren,
neen, niet toen,
maar ja, 't was vandaag.
Ze zijn zo sterk in mij.
Maar de machine wil niet stoppen.
Ik kan de rem niet vinden,
van de machine die ik ooit deed starten.
Een machine die ik ooit bouwde,
bouwde om te overleven.
Ze zijn zo sterk in mij.
En ik weet dat ik vandaag.
Nog heel wat zwoegen moet.
Om samen met hen te overleven.
Samen met hen te verwerken,
wat is gebeurt in het verleden.
Hen aan te leren,
dat ze leven in het heden.