kijk
daar is Roodje weer
daar duikt zij alweer op
plots, niet onverwacht en aldus welkom
flitsend als een moederlijke, warme aai
over mijn besmeurde en beschadigde pluimen
zonder woorden
en zwevend over de grond van mijn bestaan
als mijn nimmer opgeruimde speelhoek
lacht ze mij toe
althans denk ik
kijk
zie Roodje kijken
zie Roodje zien
haar kijkers die zich
als schouderklopjes
als cadeautjes troost
wellustig botvieren
op mijn intriest, ineengekrompen,
pathetisch en star
getuur, gezit, gezift,
gestommel, gesta en geval
als Roodje praat
fluistert ze als enige bard
een fleurig lied
een melodieus klankenspel
dat al haar letteren
mijn onuitstaanbaar gespuug
laat ommuren
en doet verdwijnen
uitdoven
zachtjes
alsof ik altijd al
leefde
en geleefd heb