Het arme mannetje,
het zielige mannetje,
het treurige mannetje.
Hij heeft noch geld, noch tanden.
Niets kan hij kopen.
Niemand die hem helpt.
Hij heeft geen mooie kleren,
of prachtig gekamd haar.
Hij draagt geen goede schoenen
of heeft geen opvallende tas,
Nou ja, eentje,
eentje gejat.
Die, die van DIRK was