rozen blozen blos en
ik lig in een witte kist
te staren naar wat zwart stinkende
rotte en met pieren vervulde aarde rond mijn strot
en wacht af in een kelder en tel de graven die ik ken
twee drie vier keer gestorven
tot duizendmaal toe
onder paranoide weefsels schreeuwt het lijk me toe
de zwarte vloog over maar hoorde geen gil
...