Van woelige wateren,
Waar scherpe rotsen doorklieven
Verraderlijke draaikolken naar beneden sleuren
Uitspuwen en schateren
Ik schuimbekte mijn grieven
Kan zomaar gebeuren
Na een laatste stoot,
Golvend voor lang,
Tijden op en tijden neer.
Ooit was ik bijna een vloedgolf, zo groot!
Maar het land maakte me bang
Wellicht volgende keer
Nu ligt in de verte een oneindig gladde zee
Een liefdevolle relatie met de wind
Kippenvel steeds weer van zijn aanraking
Glad en spiegelend, maan en sterren zijn ‘s-nachts tevree
Inhoud gekoesterd als een eigen kind
Geen spijt, geen bedenking