Zo onschuldig kwam jij in de wereld.
Geen idee van wat je te wachten stond.
Zonder dromen, en geen enkel verlangen,
Pratend in een taal die ik toen niet verstond.
Mooi was jij, tien vingertjes en tien teentjes.
Allemaal nog zo klein, zo puur en onvergetelijk.
Had jij in mij gezeten al die maanden.
Zo vreemd om nu toch echt kennis te maken.
Vreugde vulde de kamer, iedereen lachte.
Iedereen praatte. Jij kon slechts maar huilen.
En ik hield je vast in je oren fluisterend.
“Stil maar kleintje, mama is hier,
Stil nu maar, huil maar niet”
Was het mijn stem die je gerust gesteld had?
Veilig in mijn armen, die allereerste nacht.
Zo speciaal, zo dicht bij m’n hart.
Zo vertrouwt, hoewel ik je voor het eerst zag.