De zon schijnt half over de daken,
moedeloos wandel ik door de straten,
op zoek naar mijn ware.
De maan komt op om over onze zielen te waken,
Ik blijf maar zoeken in alle hoeken en gaten,
totdat ik naar haar blijf staren.
Een schitterende verschijning voor mij,
passioneel vuurwerk tussen onze ogen,
een diep moment van 14 seconden.
Vastgenageld, wroet ik me vrij,
staar ik naar de grond, rug gebogen,
en lik ik mijn onzichtbare wonden.
Vluchtig als de wind,
is ze weggevlogen als een vogel,
ontvlucht uit mijn hart.
Ik stort in elkaar als een kind,
huilend door een smerige kogel,
in mijn lijf, mijn constante smart.