Bitter als ik vanaf nu zal zijn,
komt toch recht uit mijn hart,
de proza over de pijn,
dat nog enkel geldt als start,
van een vernietigende tirade,
dat je dwingt tot berade,
dat pleit liefst te begraven in een graf,
al dat ik je gaf,
waarin onverheeld zal staan,
de wens je heen te zien gaan.
Mijn liefde is vergaan tot stof,
de kist in zonder enige lof.
en zo zal jij erbij,
heden ik, morgen gij.