Zijn zachte blikken strelen,
haar verschijning in het avondlicht.
Ogen die liefkozend
beroeren, haar gezicht.
Huivering doet lichaam rillen,
trillen van geheim genot.
Lang ontweken die gevoelens,
is het dan toch kismet; lot?
Wanneer het hoofd zegt; nee niet willen,
zet gevoel verstand op nul.
Doen fantasieen weer herleven,
waar ik 't verwarde hoofd mee vul.
Maar is avondlicht weer geweken,
dient de ochtenddauw zich aan.
Roze bril is licht beslagen,
romantische gevoelens zijn weer gegaan.
Genieten doe ik op zo'n avond,
van zijn blik gericht op mij,
dan realiteit geroken,
we zijn allebei niet vrij.