Bomenpracht
Wuivende kruinen van knokige knarren
Zo fier zo kranig staan ze geduldig hoog
verheven bijna tronend als een vorst
de staken gespreid gespannen in een boog
Zucht je de warme lauwe dag vaarwel,
vermoeid als schaduw voor zo velen,
die de dag ontheemd zonder beschutting
onder je groene prachten mochten delen.
Vannacht ben ik alleen bij jou,
mag ik mijn hoofd vermoeid
vlijen op de plek van oorsprong,
door zachte silhouet geboeid
Krakend kreunend begroet in koor
door nog meer adel in het rond
wordt ik verheven tot een prins,
omgeven tot de morgenstond.
In maanlicht weggezakt in dromen,
meegenomen in jouw bladerbed
Wiegelend bewogen door een bries,
voel ik mij gekoesterd in ons duet.
Als de morgen zich stapvoets opdringt
kijk ik omhoog en rust nog de lucht
en hoor ik jou adem vallen in druppels
nog voor de majeur van bladergerucht.
Gert Hermans
©Diemen 2005