ik ben een onbegonnen werk
al wordt gij honderd jaar
(en ik honderd en zeven)
gij kunt mij nooit voltooien.
mijn vleugels zijn papier-maché
ik kan niet naast u zweven.
vreemde dagen zijn het hier
nu ik niet meer zoek
kon ik maar gevoelens lenen
bij de schilder van uw doek.
zwerft gij 's nachts door bossen
kerft gij in een boom
kerft gij in uw eigen schors
sterft gij in uw droom?
Nee.
'k heb u gevraagd mij niet te zijn
te willen noch te vinden.
ik ben mijzelf en kan daar niets aan doen
maar gij hebt hersens toch? en vrienden.
en iets dat enkel ja kan heten
en waar zich nu mijn hoofd mee vult
een onontwarbaar kluwen
van handen klam en ogen rood.
jana ja, de uwe.