Het leven is als een lange autobaan
Waar aan de op- en afritten, trappen staan
Soms geraakt je er heel moeilijk op of af
Om te rijden, van de wieg, tot in het graf
Er eens geboren met faam of zonder naam
Gaat je heen, al met, of zonder nabestaan
In heimwee oud geworden daalt men bergaf
Als was dit aartsbestaan voor ons hier een straf
Doch voor hen die hebben kunnen samengaan
Was het zo hemels zo mooi en aangenaam
Dat niets na dit leven ooit nog achteraf
Hen nog geven kan wat jij mijn schat mij gaf
Zo wil ik weg en spookrijdend terugslaan
Na die afrit waar jij plots bent heengegaan
Want zonder jou voel ik eenzaam en bekaf
Dus volg ik je nu waar je zich ook begaf