Een meisje, zo lief als maar kan
Haar naam gezongen in het maanlicht
Mensen zijn negatief
Wanneer zij over haar perfecte liefde dicht
Het meisje, aardig tegen alles en iedereen
Op haar kamer aan het dichten
Welke man is nou niet gemeen
Stiekem onderzoek aan het verrichten
Een man kwam naar haar toe
Bekeek haar gedichten
Bleef bij haar, zij was moe
Van al die onderzoeken te verrichten
De man die keek haar aan
Diep in haar ogen
Ging niet bij haar vandaan
Zij kon het niet geloven
Verliefd is wat zij was
Niet wetend hoeveel
Maakte gedicht over hem in het geheel
Terwijl hij nog een gedichtje las
De man, stapel op haar
Liet dat haar weten
Niet door een gebaar
Maar middels een liedje waar hij mee heeft gezeten
De twee,
Gelukkig bij elkaar
Zijn ze heel te vree
Voor altijd en eeuwig bij elkaar