Blauwgroen zijn mijn ogen
De wand wordt een raam
mijn wereld verruimt zou je denken
terwijl ik in mijn luie zetel zit
geniet ik van buiten, de lucht en het gras
groen en blauw dansen op mijn wenken
er is niets veranderd ik bespeur in
mijn gedachten toen zestien hooguit
twintig blootvoets, kriebelende sprietjes
het is altijd zo geweest een buitenkind
de haren in de wind en de neus omhoog
de mens loog de natuur was mijn vriend
ramen en deuren mogen sluiten zelfs
dood zal ik het gras nog ruiken als je
me verast strooi me uit op een rustig plekje
in het bos op sterrekesmos de wind
weet me wel te vinden
Erna